Het gebit van het konijn

Het normale konijnengebit:

Het gebit van het konijn bestaat uit 28 gebitselementen:

* 4 snijtanden (2 boven en 2 onder)

* 2 stifttanden (in de bovenkaak direct achter de snijtanden)

* 22 kiezen (12 kiezen in de bovenkaak, 6 links en 6 rechts en 10 kiezen in de onderkaak, 5 links en 5 rechts).

De melktanden van het konijn wisselen in een periode vlak voor de geboorte tot 3 – 5 weken na de geboorte. De kiezen in de bovenkaak staan iets breder ten opzichte van de kiezen in de onderkaak.

De tandformule van het konijn

Als we de tanden en kiezen bij het konijn beschrijven dan kunnen we een numerieke methode gebruiken. Alle tanden en kiezen krijgen net als bij de hond en de kat een nummer. Er zijn 4 kwadranten, te beginnen rechts bovenaan met de 101. Links boven met de 201. Linksonder met 301 en rechtsonder met 401. Zie de tandformulekaarten onderaan deze pagina.

De tanden en kiezen groeien gedurende het gehele leven!

De tanden en kiezen van konijnen hebben een “open wortel”. Dit betekent dat de tanden en kiezen het hele leven lang groeien! De groei van de onder- en boven- snijtanden is zo’n 2 – 2 ,4 mm per week. Op jaarbasis is dit wel 10 cm groei! De kiezen groeien minder snel maar alsnog 2 tot 4 mm per maand.

In het licht van deze levenslange groei is het dus van het grootste belang dat groei én slijtage in evenwicht zijn.

Bij een normaal gebit staan de boven-snijtanden voor de onder snijtanden en raken de onder snijtanden de stifttanden. Hierdoor slijten de snijtanden beitelvormig op elkaar af en zijn ze zeer geschikt om mee te kunnen knagen. De tanden worden gebruikt om te knagen: het eten wordt in kleine stukjes gebeten om in de mond te kunnen worden opgenomen door de lippen en de tong. De kiezen malen het voedsel verder klein.

Stifttanden 

Stifttanden zijn kleine tandjes die achter de snijtanden van de bovenkaak staan. Het hebben van deze stifttanden maakt dat konijnen tot de haasachtigen behoren. De cavia heeft deze stifttanden niet en behoort daardoor tot de knaagdieren.

De tanden en kiezen van het konijn zijn door middel van zogenaamde “lamellen” tussen de wortel en slijmvlies van de tandkas diep in het kaakbot verankerd. Ongeveer tweederde van de gebitselementen bestaat uit wortel! Het zichtbare gedeelte boven het slijmvlies noemen we de klinische kroon en het gedeelte onder het slijmvlies noemen we de reserve kroon. In het onderste gedeelte is een open wortelkanaal met ofwel de tand of twee kieswortels erin. Dit gedeelte van het gebitselement heet de apex.

De kiezen

De kiezen slijten af door het kauwen op het voedsel. Het konijn verkleint zijn voer door tijdens het kauwen zijn kiezen horizontaal te bewegen. Deze kiezen hebben scherpe richels die het voedsel als het ware klein-knipt. Deze scherpe richels ontstaan doordat er harde glazuur richels zijn en zachter dentine dalen. Het konijnengebit is dus uitermate geschikt om ruw (en taai) plantmateriaal klein te krijgen.

Problemen met het gebit

Wanneer het gebit niet netjes op elkaar aansluit en er geen goede balans is tussen groei- en afslijten ontstaan er gebitsproblemen. Deze, en andere veroorzakers van gebitsproblemen wordt HIER nader toegelicht.

 

 

 

“De konijnen nemen echt hun plek in binnen het gezin. Wij willen dan ook voor hen de beste zorg. Bedankt Kirsten en Jacquelien!”

Fam. Brugman (2 konijnen),
Zwanenburg